zaterdag, april 08, 2006

Hier

HIER

Ach, de wereld, ze bruist en brandt. Er is donder en bliksem en een boos oog. En o die vloek!
En ach, de stad, het is lang geleden. Het hoekig gezuip en de kloppende kop in het vroege uur. Het ziekmakend gerook. Die hoest. En o die vloek!
Maar 'k slaap nu in de warme sloten hier. Heb de doden lief en ik dans op hun graven met mijn hoedje van papier.
'k Dwaal hier tussen wilde rozen. Zing hier mijn valse lied. Glimlach hier in mijn vuile spiegel.
En spreek er mijn eigen verdoemenissen uit. Weldoordacht.

En ach, het uitdelen der lakens, de gouden munt, de macht die erotiseert.
Voor hen -ik weet het- heb ik geen naam. Voor hen kan ik niet zijn.
Doch op de droeve braakakkers hier kus ik mijn kleine zoon en vouw ook voor hem een hoedje van papier.
'k Wil met 'm lopen in een achteloze stoet. Bellen blazen in cirkels. Van daar naar hier.
Zo zal ik die pauken weer slaan.
Zo zal ik weer baden in dat zachte gele licht.
Ik ben nu de vader,
en hij de zoon.
We moeten spelen hier.
-1- april 2006 gedicht